Het plan Natuurrijk Nederland geeft een visie hoe wij Nederland budgetneutraal kunnen omvormen naar een land met 50% natuur. Nederland opnieuw inrichten en voor de helft tot natuurrijk leefgebied maken is namelijk dé stap voorwaarts in de enorme uitdagingen voor ons klimaat, milieu en welzijn. Een ruimhartige en vrijwillige compensatie van de agrarische sector kan betaald worden door op een miniem deel van de grond huizen te bouwen. Zo wordt ook de urgente woningnood opgelost.
De vraag die velen ons stelden na publicatie van ons essay:
‘interessante visie, maar hoe dan?’
Voor de beantwoording van die vraag staken gelukkig mensen met kennis en ervaring vanuit allerlei hoek de helpende hand toe. Als eerste Rob Roggema, deskundige op het gebied van ruimtelijke transformaties die de kar van Natuurrijk Nederland is gaan trekken. Een heel team met een grote diversiteit aan kennis, kunde en achtergrond vormde zich min of meer spontaan en gezamenlijk werkten we in 3 maanden dit stuk uit. In die tijd zijn talloze wetenschappers, boeren, ondernemers, ambtenaren en creatieven bereid geweest met ons van gedachten te wisselen en ons te voeden met inzichten.
Wij hebben hierbij dankbaar gebruik gemaakt van al het werk dat door anderen is en wordt gedaan op de systemen van ecologie, landschapsinrichting, voedsel, landbouw, klimaat en milieu. Wij bouwen ‘op de schouders van reuzen’, die gelukkig ook wilden meehelpen. Speciaal vermelden we hier het werk van Prof. Imke de Boer, Urgenda, prof Martha Bakker, Greenpeace, Planbureau voor de Leefomgeving, Staatsbosbeheer, en WUR 2120 die in dit deel II zijn verwerkt. . We zijn grote dank verschuldigd aan allen die aan dit essay hebben meegewerkt, in het bijzonder aan Rachael Tillotson, Gary Gilson, Suxin Liu, Robbert Guis, Frits van Loon, Mees Wijnants, Nico Tillie, Erwin Vrensen en Jurjen Veerman.
Juni 2021,
Rob Roggema,
Folef van Nispen
Iman Stratenus
Foto credits: Jurjen Veerman Photography
U leest nu de samenvatting van dit essay.
Aan het begin van elk hoofdstuk kunt u met deze button naar de volledige tekst van dit betreffende hoofdstuk.
Deze volledige tekst opent in een nieuw tabblad.
Lees hier de volledige tekst
Na een algemene inleiding en een beknopt overzicht van het Nederlandse landschappelijke verleden en heden in hoofdstuk 2, gaan we in hoofdstuk 3 in op de ontwerpprincipes en belichten we in hoofdstuk 4 onze keuzes voor natuur, voedsel en wonen aan de hand van schetsen en verbeeldingen. In hoofdstuk 5 leggen we de (positieve) effecten van deze inrichtingskeuzes toe. In hoofdstuk 6 werken we de details van die keuzes uit voor enkele regio’s. Vervolgens beschrijven we in hoofdstuk 7 de fundamentele aspecten van de business case, het juridisch kader en het proces om deze grootschalige ambitie in beweging te krijgen. We eindigen in hoofdstuk 8 met een uitnodiging om mee te doen om deze visie verder vorm te geven.
Het Nieuwe Natuurrijke Nederland
Nederland kan beter, duurzamer en mooier. Daarom hebben we de kaart van Nederland opnieuw getekend. Met meer ruimte voor natuur, landbouw, wonen en leven. Zo kunnen we de crises van klimaat, biodiversiteit, water en stikstof het hoofd bieden. Nederland is een optelsom van ruimteclaims met van elkaar gescheiden functies. Op onze nieuwe kaart van Nederland gaan we uit van de bodem en de natuur. Het resultaat is een Nederland dat de toekomst aan kan. Het resultaat is dan geen optelsom meer, maar een multifunctionele vermenigvuldiging. Zo kan iedereen meer krijgen, en hebben we per saldo minder ruimte nodig. In het nieuwe Nederland stromen de beken weer vrijelijk door het landschap, groeit er weer veen aan en worden onze bossen uitgebreid en diverser. Op de beste gronden wordt het meeste voedsel verbouwd, terwijl kwetsbare en armere gronden ontlast worden door vergaande de-intensivering. We gaan klimaatbestendig wonen in een rijke verscheidenheid: van hoog-stedelijk en dynamisch tot landelijk in het groen. Dit gaat om de toekomst van ons land en van ons allen. Het is de hoogste tijd voor een nieuw Nederland. De noodzakelijke grootschalige verandering is rechtsreeks het gevolg van ons eigen handelen: het klimaat is veranderd en veel biodiversiteit is verloren gegaan. Het almaar verhogen van de dijken kan ons uiteindelijk niet langer beschermen tegen de gevolgen van de stijgende zeespiegel. Uitgeputte bodems brengen onze voedselvoorziening in gevaar. Verdere intensivering en vervuiling leidt tot nog meer vernietiging van biodiversiteit.
We hebben het leven, óns leven, op het spel gezet.
Een grootschalige transformatie opent de weg naar een land met een betere toekomst.
Duurzaamheid staat vaak gelijk aan beperkingen en een toekomstbeeld van minder consumptie en vrijheden. Wij zien juist kansen voor een duurzame toekomst van meer en beter, als we nu we nu ons hele land gaan herinrichten.
Nederland in 9000 vChr
Een gezonde toekomst vergt een goed begrip van het verleden. Want hoezeer we het land ook herontwierpen en naar onze hand zetten, de onderliggende natuurkrachten die Nederland vormden zijn bedwongen, maar niet verdwenen. Nederland is het resultaat van een continue wisselwerking tussen zand en water, land en zee. Deze dynamiek bepaalde de kustlijn en zorgde voor de aangroei, verlanding, veenvorming, waterafvoer en de natuur.
Nederland in 800 nChr
We leven in een land dat bestaat uit hoger gelegen zandgronden in het oosten, vlakke, natte veengronden op de overgangen naar (zee)kleigebieden in het noorden en westen. De rivieren en beken verbinden deze gebieden met elkaar door het water af te voeren van zuidoost naar het westen, waar het uiteindelijk in de Noordzee stroomt. Zo ontstond een brede delta met, van nature, een rijkdom aan eilanden, schorren, slikken en geulen. Op oeverwallen, in de komgronden langs de rivieren en in de kustzones vinden we vruchtbare kleigrond. Het water stroomde vrijelijk het land in en uit. Veilig leven deed men op de wat hoger gelegen grond, beschermd door aarden wallen of op opgeworpen verhogingen in het landschap, de terpen en wierden.
Nederland rond 1860
Na een eeuwenlange strijd tegen het water, waarin dijken werden opgericht en verveende landschappen werden ingepolderd en van stukken zee land gemaakt werd, is Nederland nu voor een belangrijk deel beheersbaar voor (en door) de mens. De zee ligt achter duinen en dijken, de polders bieden ruimte om voedsel te verbouwen. Tot het eind van de negentiende eeuw slaagde de mens erin om dit landschap met simpele en eeuwenoude werktuigen te maken. Er was voldoende vruchtbaar land. Wilde natuur bestond vooral uit woeste gronden en veengebieden. Veel van het oorspronkelijke bos was gekapt voor huizen, boten en werktuigen.
Nederland in 2021
Nu leven er 17 miljoen mensen in steden en dorpen. 19% van het land is bebouwd en de economie bestaat goeddeels uit diensten en industrie en in mindere mate (voedsel)productie. Het landschap is vooral een boerenlandschap: 66% is in gebruik als landbouwgrond. Eén helft van die landbouwgrond is weiland, de andere bestaat uit akkers, kassen en stallen met miljoenen beesten. Twee derde van wat het land voorbrengt is voedsel voor de dieren die in die stallen leven. De beesten leveren vlees, dat vooral wordt geëxporteerd en mest dat moet worden uitgereden op datzelfde land. De grond is uitgeput geraakt door de toepassing van intensieve landbouwtechnieken, die alle voedingsstoffen uit de bodem halen en de bodemstructuur voorgoed veranderen. Alleen met nóg meer kunstmest, bestrijdingsmiddelen en het steeds verder verlagen van het waterpeil kan er nog worden geboerd op grote delen van het land. Boeren verdienen slecht en zouden zonder subsidies en nevenactiviteiten bijna niet kunnen voortbestaan. Slechts 15% van het land is natuur. Het merendeel bestaat uit oudere bossen die mede door de toenemende droogte nog slechts langzaam groeien.
Als we even uitzoomen zien we een schokkend beeld:
De urgentie is groot en voelbaar in een veelheid van aspecten die ons leven bepalen. Het is de hoogste tijd dat de juiste prioriteiten gelegd worden en keuzes worden gemaakt. Om het land veerkrachtig te kunnen maken moeten we zelf veerkrachtig zijn.
Waterwegen in 9000 vChr en in 2021
Uitgangspunten
Denkend aan Holland zien we grote veranderingen snel tot wasdom komen. Als we vandaag échte keuzes maken betekent dat grootschalig veranderen. En dat kan niet met kleine stapjes: we moeten groots en met daadkracht kiezen. Het wenkend perspectief wordt dan veelomvattender dan een toekomst voor de mens alleen; er zal een veel mooier land gecreëerd moeten worden waarin de natuur, voedselproductie, wonen, werken, bewegen en ontspannen weer in balans worden gebracht. In plaats van de natuur die zich genesteld heeft binnen het keurslijf van landbouw en wonen, willen wij dit omdraaien: het wonen en verbouwen van voedsel zal zich weer moeten plooien binnen de mogelijkheden die het watersysteem en de natuur ons verschaft. Ons verhaal voor een nieuw Natuurrijk Nederland begint dus bij de natuur en de millennia oude drijvende kracht van het water.
Natuur in Nederland
De inrichting van het land: eerst natuur, dan voedsel en dan wonen.
We moeten het land (denkbeeldig) opbouwen te beginnen met de natuur. Sinds wij de natuur hebben bedwongen, lijken we te kunnen bepalen wat we waar doen. Is er te veel water, dan pompen we het weg. Arme grond maken we vruchtbaar met kunstmest. Tussen lastig bereikbare eilanden bouwen we bruggen, staan ziektes en plagen een hoge productie in de weg dan spuiten we gif en antibiotica. Zeker nu veranderingen, vooral door een onvoorspelbaar klimaat sneller gaan wordt de natuurlijke ligging en het type ondergrond is steeds crucialer. Als we klimaat en biodiversiteit daadwerkelijk van het grootste belang achten dan zullen we de daad bij het woord moeten voegen en ons land inrichten door te bouwen mét de natuur in plaats van ertegenin.
Natuurkeuze 1: Ruimte voor het water.
In plaats van onze vijand, zullen we het water weer moeten omarmen en op harmonieuze manier moeten toelaten. Zoals een delta betaamt zal zeewater op een intelligente manier weer invloed moeten krijgen in de kustzone, waarmee de natuurlijke gradiënt hersteld wordt en de biodiversiteit sterk toeneemt. Gortdroge periodes worden afgewisseld met hevige regenval. Alleen daarvoor al is het belangrijk dat de capaciteit in beken en rivieren wordt vergroot. De beken en rivieren liggen nog steeds daar waar ze duizenden jaren geleden ook lagen, de natuur is er nog, we hoeven het alleen maar wakker te kussen. Landinwaarts voeren we een teveel aan water nu zo efficiënt mogelijk af. Daarvoor rechtten we de beken en pompten we polders leeg. Hierdoor boden we de boeren een precies grondwaterpeil, geschikt voor de meest efficiënte condities voor de groei van hoogproductieve gewassen. In onze veenweidegebieden zakte het land daardoor en moest er steeds harder worden gepompt. Veen in de ondergrond kwam droog te liggen en veen oxideerde tot CO2, waarmee het bijdraagt aan broeikasgassen en stijging van de temperaturen. Indirect worden we daardoor vaker geconfronteerd met steeds langere periodes van droogte, die zorgen voor ernstige tekorten voor natuur, vee, akkers en mensen.
Regenwater, grondwater en het water dat in beken en rivieren zelf stroomt wordt opgevangen en vastgehouden zonder overlast voor woongebieden en de landbouw te veroorzaken. Dat kan door beken weer te laten meanderen, door rivieren buiten hun oevers te laten treden en door de natuur zo te ontwikkelen dat het water langer wordt vastgehouden.
Natuurkeuze 2: Herstel van veengebieden
Om veengebieden geschikt te houden voor koeien en zware landbouwmachines pompen we steeds meer water weg. Door het waterpeil te verhogen kan het veen niet langer oxideren en daarmee wordt voorkomen dat CO2 vrijkomt. Als er bovendien ook nog veen langzaam gaat aangroeien wordt op vele manieren winst geboekt. Dit is goed voor de biodiversiteit: vogels, waterdieren en insecten gedijen uitstekend in een plantenrijk moeras- en veengebied. Het voorkomt bovendien dat de bodem verder inklinkt en brengt de grondwaterstand weer dichter bij het maaiveld. Er hoeft dan minder hard gepompt te worden, waardoor de vicieuze cirkel van de bodemdaling en veenoxidatie wordt doorbroken. Als de veenplanten hier weer vrijelijk kunnen groeien leggen ze zelf ook weer meer CO2 vast. In plaats van een emissiegebied ontstaat zo een netto opslaggebied. Voor de traditionele melkveehouderij is hier nog slechts een beperkte toekomst, maar wel is er ruimte voor extensieve grazers, zoals heckrunderen of Galloways, die minder melk geven maar wel een hoge kwaliteit vlees zullen produceren.
Natuurkeuze 3: Gevarieerd bos
De hoger gelegen delen van Nederland worden steeds droger. Voor deze gebieden zijn gevarieerde en halfopen bossen de meest passende natuur: open stukken met hei, struikgewas, gras- en kruidenvelden, afgewisseld met open en dichter bos. Veel variëteit aan planten en bomen. Vooral veel loofbomen. Loofbomen slurpen minder water dan naaldhout en de open plekken laten water weer in de bodem zijgen. Bovendien slaat in deze gebieden jonger woud extra veel CO2 op. Er ontstaat een grote biodiversiteit die onze zandgronden weer tot leven wekt.
Natuurkeuze 4: Stadskransen
Onze vierde belangrijke natuurkeuze is de aanleg van stadskransen rond de grote steden in het westen. Deze grote steden liggen vanuit een natuurlijk oogpunt ongunstig: in de lage delen van Nederland zakken ze door inklinking van de bodem steeds verder weg en nemen de bedreigingen door een stijgende zee steeds verder toe. Het wordt moeilijker ze met dijken te beschermen. De stadskransen bieden ook een oplossing voor de beperkingen die groter wordende steden opleveren voor de kwaliteit van leven. Stadskransen begrenzen de omvang van de steden en leveren een parkachtige zone vol met gevarieerde natuur die uit bosgebied, waterrijke polderlandschappen, voedselbossen en nieuwe stadskwekerijen bestaan. De inwoners van de steden kunnen zo in de directe omgeving van hun steden terecht voor recreatie, wonen en voor het verbouwen van hun voedsel. Hierdoor krijgt de natuur er de ruimte en zal in het diverse landschap de biodiversiteit aan planten en dieren snel kunnen toenemen. Stadskransen zorgen ook voor een betere kwaliteit van de lucht en een intensivering van groene ruimte in woonwijken. De combinatie van voedsel- en pluktuinen, parken en natuurgebieden in de steden heeft een positief effect op de gezondheid en biedt mogelijkheden voor actieve recreatie van de inwoners.
Natuurkeuze 5: Een bosrijker Nederland
We kiezen ervoor om flink meer bos aan te leggen, tot een verdubbeling van het huidige oppervlak. Een toevoeging van zo’n 200.000 hectare. Dat bos bestaat niet alleen uit bomen voor de productie van hout, maar heeft als belangrijkste functie de natuur diverser en rijker te maken. Deze nieuwe bossen bieden de ruimte voor mensen om te wandelen, fietsen en verblijven, hetgeen de volksgezondheid ten goede komt. Op beperkte schaal kan er ook in het bos gewoond worden en vinden er nieuwe vormen van voedselproductie plaats, zoals voedselbossen, agroforestry en duidelijk begrensd bos voor loslopend vee. Door de combinatie van functies ontstaat er een diverser bos, met plek voor meer soorten, en een bos dat in leeftijd varieert van jong snelgroeiend bos tot historisch en reeds lang aanwezig bos. In elk landschapstype verschijnt een ander soort bos, passend bij de omgeving. We kiezen ervoor om stapsgewijs het overgrote deel van het naaldhout te vervangen door loof- of gemengd bos. Zo kan het hout gebruikt worden in de bouw en helpen de snelgroeiende bomen om CO2 vast te leggen.
Bij de keuze voor de locatie baseren we ons op de volgende uitgangspunten:
Gebruik maken van reeds aanwezig bos, via herbebossing en verrijking van de natuurwaarde (loof vervangt naald)
4.2 Voedsel
Ons uitgangspunt voor het voedselsysteem is dat we een betere kwaliteit voedsel willen produceren op de daarvoor geschikte plekken en op een manier die in balans is met de natuur en deze natuur verrijkt. Dat betekent in eerste instantie teelten op logische plek
ken. Een logica die de volgende drie elementen op een passende wijze bij elkaar brengt: 1) natuur en bodem, 2) vraag en voedselbehoefte en 3) het economische model van een boerenbedrijf en de agrarische industrie. Hierbij verdwijnt het harde onderscheid tussen wat landbouwgrond en natuur is: in grote delen van de nieuwe natuur kan ook voedsel verbouwd worden, die hoogwaardig en winstgevend is. Het Nederlandse agrarisch bedrijf zal er dan heel anders uit gaan zien: met veel meer ruimte voor goed verzorgde dieren die voor betere kwaliteit voedsel zorgen. De maisvelden verdwijnen grotendeels omdat mais niet langer bijgevoerd hoeft te worden. De meeste weilanden van raaigras zijn niet langer nodig om de drijfmest uit te rijden, want die is er veel minder. Het boerenbedrijf kan weer geïntegreerd en in balans zijn met de natuur. De voedselkeuzes die we voor Natuurrijk Nederland maken zijn grotendeels gebaseerd op de Voedselvisie van Prof Imke de Boer en haar team, waarmee zij de Rockefeller Foundation prijs won.
Foto credits: Jaap Modder
Voedselkeuze 1: Stroken- en mozaïekteelt
Op de vruchtbare gronden van Nederland - vooral op zee- en rivierklei- en in mindere mate op zandgronden - zien we de monocultuur van de akkers veranderen in productieve stroken- en mozaïek-teelt. De essentie is dat er verschillende gewassen in stroken en akkers naast elkaar groeien. Door een degelijke diversiteit aan gewassen wordt de bodem sterker en veerkrachtiger en kan op de langere termijn een hogere productiviteit tegen lagere kosten worden bereikt. Het landschap wordt er ook kleuriger van en de biodiversiteit neemt toe. Strokenteelt vinden we terug in grootschaliger gebieden, mozaïekteelt op de kleinere velden.
Voedselkeuze 2: Fruitteelt
In het rivierengebied is er veel ruimte voor fruitteelt. De rivierklei van de komgronden is bij uitstek geschikt voor deze teelt. Een mooie toevoeging aan deze teelt zijn kippen: hun mest bevordert de groei van de fruitbomen en de kippen zelf worden gezonder en leveren beter vlees en eieren.
Voedselkeuze 3: Zilte teelten
Kustgebieden verzilten. Het wordt steeds lastiger op die vruchtbare gronden traditionele gewassen te telen. Zout-tolerante gewassen hebben daar de toekomst. Dat kunnen specifiek zilte gewassen zijn zoals zeekraal en zeekool, maar ook nieuwe zout-tolerante varianten van aardappelen, penen etc.
Voedselkeuze 4: Stadskwekerijen
De stadskransen om de grote steden bieden ook mogelijkheden tot het verbouwen van voedsel. Hierin kan enorme variatie bestaan. Van specifieke kwekerijen tot voedselbossen tot een revival van de volkstuinen. De bewoners van de stadskransen en de stedelijke populatie kunnen hier zelf aan de slag. De variëteit zal groot zijn en hiermee worden de stadskransen productief en erg aantrekkelijk.
Voedselkeuze 5: Bosbouw en scharrelvee
In de bosgebieden kan bosbouw gecombineerd worden met veeteelt. In deze bossen en open bosparken kan vee relatief ongestoord en extensief grazen: kippen, varkens en koeien gebruiken de boszone voor hun voedsel en leveren via hun mest een natuurlijke bijdrage aan de mineralenhuishouding van het bos. Er zullen minder dieren zijn dan voorheen, maar per stuk leveren ze een hogere opbrengst door de hoge kwaliteit van hun vlees. Daarbij is de kostprijs veel lager omdat de boer niet langer (kracht-)voer hoeft in te kopen.
Voedselkeuze 6: Extensieve begrazing
De ruimte die we creëren in de uiterwaarden van de rivieren en beken kunnen goed gebruikt worden voor extensieve begrazing door koeien. Ook hier geldt weer dat de mest niet langer het probleem zal zijn, maar juist de voeding levert voor het gevarieerde en bloemrijke grasland dat weer als voer dient voor die koeien. De kwaliteit van melk gaat erop vooruit en de financiële resultaten van boeren ook, omdat de lagere (voer)kosten de winstmarges ten goede komen.
Voedselkeuze 7: niet grondgebonden productie van voedsel
Delen van het voedselsysteem die niet gebonden zijn aan de grond (intensieve veehouderij en (glas)tuinbouw) zien we als een industriële activiteit. Ze vindt in volledig gecontroleerde omstandigheden plaats en is volkomen los komen te staan van de bodem en/of de lokale context. Vaak is het toeval dat het bedrijf gevestigd is waar ooit een voorganger stond. We denken dat deze vormen van voedselproductie in de toekomst minder omvangrijk zullen worden, en - voor zover we überhaupt nog willen kiezen voor intensieve veeteelt - dat ze bij elkaar kunnen worden geplaatst op een paar efficiënte ‘pig- en glassports’ in Nederland. Bij voorkeur waar de milieu-uitstoot kan worden omgezet in hernieuwde grondstoffen en waar de logistiek het meest optimaal te organiseren valt: glastuinbouw het Westland, gebundelde varkenshouderijen bij Eindhoven Airport.
Woonkeuze 1: Beperkte nieuwbouw in de stad
Er is een breed gedragen veronderstelling dat het grootste deel van de nieuwe woningen in of rond de grote steden, vooral in de Randstad, zullen en moeten komen. Woningen bouwen in de steden in de Randstad is echter erg duur: het betekent meestal herontwikkelen van bestaande gebieden. Tevens is er lang niet altijd de vraag die wordt verondersteld: nieuwbouw in de steden betekent meestal hoog- of middelhoogbouw in een intensieve, compacte en stedelijke omgeving en een belangrijk deel van de Nederlanders wil liever niet in een dergelijke wijk wonen. Daar zijn echter wel de banen, daar ligt de bestaande infrastructuur en kunnen vervoersbewegingen laag gehouden worden, en blijft ook daar dus een behoorlijke vraag naar woningen bestaan. Speculerend op die stadsuitbreidingen, hebben ontwikkelaars vaak al op voorhand grondposities ingenomen. Daaraan kunnen we tegemoetkomen door in beperkte omvang nieuwbouw in de steden te ontwikkelen. Met een beperkte bouw kan de stad probleemwijken verbeteren en zich vooral richten op jongeren en young professionals die graag binnenstedelijk willen wonen.
Bouwen in de directe omgeving van de steden in de Randstad ligt echter niet voor de hand: het is het laagstgelegen deel van Nederland dat steeds verder wegzakt, het grootste risico loopt bij een eventuele overstroming en waar het water juist meer ruimte moet krijgen. De natuur nabij en in de steden laat te wensen over en verdient meer ruimte, zodat die stadsrandzones aantrekkelijker worden voor de mensen uit de stad. We kiezen er dus niet voor de grote steden in de Randstad uit te breiden met nieuwe woonwijken ‘in het weiland'.
Woonkeuze 2: Duurzame woningen in stadskransen
In plaats van bijbouwen aan de rand van de stad, kiezen we voor het introduceren van zogenaamde natuurrijke stadskransen die de levenskwaliteit van de stedelingen verder zal verbeteren. In die stadskransen ontstaan kansen voor nieuwe woonvormen, waar de mens in en met de natuur kan wonen tegen lage kosten: off the grid, bijvoorbeeld in volwaardige tiny houses. Alles circulair gemaakt van hout, stro, leem, hennep en andere natuurlijke materialen. Deze huizen zijn betaalbaar, flexibel en liggen in oases van groene rust. De eisen die ze stellen aan infrastructuur zijn minimaal: de korte afstanden naar de stad maakt dat de meeste vervoersbewegingen met (elektrische) fietsen ondernomen kunnen worden.
Woonkeuze 3: Regeneratieve buurten bij middelkleine plaatsen
Als de grote hoeveelheden nieuwe huizen niet in of rond de steden in de Randstad komen, waar dan wel? Vanuit diverse perspectieven is het logisch om wijken te bouwen aan middelkleine steden en dorpen op de hoger gelegen delen buiten de Randstad. De trek naar de uithoeken van Nederland is al een tijdje aan de gang en is versneld door corona. Veel mensen wensen zich een betaalbaar huis met een beetje ruimte. Middelkleine plaatsen zoals Venray, Oss, Doetinchem, Meppel of Hoogeveen zijn door hun hogere ligging op langere termijn houdbare plekken waar meer mensen veilig kunnen wonen. Deze middelgrote steden hebben al de nodige voorzieningen zoals wegen, winkels, scholen en sportvoorzieningen. Vaak dreigen juist deze onderbenut te raken, een sluipend proces dat zich de afgelopen decennia aan het voltrekken is. Door de nieuwe instroom ontstaan kansen op versterking van het draagvlak en wordt de sociaal-maatschappelijke functie van deze steden en dorpen verbeterd en hersteld.
Door meer thuis te werken wordt het makkelijker om iets verder van het werk te wonen, mits deze plaatsen goed zijn aangesloten op het openbaar vervoer. We pleiten daarom voor een versterking van regionale spoornetwerken met snelle lightrailsystemen. Het werken volgt tot op zekere hoogte het wonen. Werkgevers zullen hun werkplekken steeds meer gedeconcentreerd gaan organiseren en aanbieden. Wij zien volop kansen: wonen in Doetinchem en werken in Arnhem. Wonen in Ommen en werken in Zwolle.
Vanuit een investeringsperspectief ligt deze keuze ook voor de hand: om al deze plaatsen ligt veel landbouwgrond waarop geen grondposities zijn ingenomen. Het aanleggen van nieuwe woningen op deze gronden is een stuk goedkoper dan in de Randstad. 30 van deze plaatsen kunnen gezamenlijk 300,000 nieuwe woningen herbergen op een manier die ook de leefkwaliteit voor bestaande inwoners vergroot: meer voorzieningen, meer werkgelegenheid, meer sociaal leven. En met alle nieuw gecreëerde natuur om deze plaatsen heen worden het heel aantrekkelijke plekken om te wonen.
Woonkeuze 4: Collectieve landgoederen
Die nieuwe (en in sommige gevallen bestaande) natuur biedt nóg een mooie kans om op een bijzondere manier te wonen: op nieuwe landgoederen die bewoond worden door nieuwe collectieven. Deze initiatieven worden nu al genomen op grote voormalige hoeves, waar meerdere huishoudens gezamenlijk investeren in een gedeelde leefomgeving. Met het ontstaan van veel meer natuur en het verdwijnen van de strikte scheiding tussen natuur en niet-natuur kunnen dit soort landgoederen op veel meer plekken worden gecreëerd. In parkachtige landschappen kan met gemengde huizenbouw een veelheid aan mensen de kans worden geboden om buiten te wonen in een prachtige omgeving. Ook deze woningen kunnen circulair, bijvoorbeeld met hout en stro, worden gebouwd en voorzien in hun eigen energie en water. Deze landgoederen kunnen op veel plekken in Nederland komen, maar het meest geschikt hiervoor zijn de bovenstromen van de beken. Daar komen ze ook de waterkringloop ten goede: het water kan worden opgevangen, gebruikt, gezuiverd en vervolgens via de beken langzaam wegstromen. Een groot deel van het regenwater krijgt de kans om rechtstreeks in de bodem te infiltreren en zo het grondwater aan te vullen. Zo leveren deze nieuwe landgoederen een belangrijke bijdrage aan het tegengaan van de verdroging op de hogere zandgronden.
Woonkeuze 5: Drijvend wonen in waterrijke gebieden
Met al de ruimte die we creëren in de uiterwaarden langs rivieren en overstromingsvlaktes in beekdalen ontstaan er natte gebieden waar een beperkte hoeveelheid woningen denkbaar is - drijvend en op palen. Huizen die ook duurzaam zijn gebouwd en die geschikt gemaakt zijn voor het water dat komt en gaat. Door de woonkeuzes die we hier maken ontstaat een veel rijker keuzemenu waardoor de groeiende bevolking zich in meerdere regio’s van Nederland zal vestigen. Zo kunnen meer woningen sneller worden gebouwd.
De keuzes verbinden het nieuwe landschap
Als we de natuur-, voedsel- en woonkeuzes met elkaar combineren zien we een nieuw verbonden landschap van Nederland ontstaan. Hiermee komt Nederland in een nieuwe balans.
Nieuw Natuurrijk Nederland
De belangrijke vraag die we moeten beantwoorden is: welke resultaten bereiken we met de hiervoor aangedragen keuzes?
Met het creëren van veel meer ruimte voor water, zullen we beter beschermd zijn tegen de zee. We zijn niet langer afhankelijk van de dijken die ons moeten beschermen, maar hebben natuurlijke buffers waar de grote hoeveelheden water naartoe kunnen. Ook als het water na periodes van veel neerslag ons land binnenstroomt, maakt de ruimte die we langs rivieren en beken hebben toegevoegd ons minder kwetsbaar voor binnenlandse overstromingen. Aan de andere kant houden we het water ook beter en langer vast zodat we het kunnen gebruiken tijdens droge periodes. Door meer water op te vangen in de bredere uiterwaarden blijft het langer beschikbaar voor natuur en voedselproductie.
1,2 miljoen hectare meer natuurrijk landschap betekent een geweldige hoeveelheid opslagcapaciteit van CO2. Bomen, veen, rietvelden, kruidenrijke weilanden: alles slaat CO2 op. De uitstoot van veel CO2 kan beperkt worden door het verhogen van het waterpeil in de veengebieden, het extensiveren van de veeteelt, het permanent opslaan van CO2 door planten van bomen, en gebruik van hout voor het bouwen van huizen. Door hout te gebruiken in plaats van beton wordt veel minder CO2 uitgestoten. Met de geplande energietransitie moet de totale uitstoot omlaag, van 170 Mton per jaar nu naar een voorspelde 23mTon in 2050. Met dit plan komen we veel sneller naar het sluiten van de CO2 kringloop en kan Nederland zelfs uitgroeien tot een CO2 positief land.
De extensivering van de landbouw gaat de stikstofuitstoot drastisch beperken en de aanleg van natuur maakt het mogelijk om stikstof blijvend vast te leggen. Zo voorkomen we dat er een stop op de woningbouw nodig is en snelheidsbeperkingen op de snelweg steeds veranderen. Zo verdwijnt het stikstofprobleem als bijna vanzelf door de kringloop daadwerkelijk te sluiten.
Wellicht de grootste positieve impact van dit plan betreft de biodiversiteit. Die krijgt namelijk de volle ruimte zich te herstellen in een veel groter natuurlandschap. Insecten, vogels, vissen, zoogdieren - grassen, struiken, planten en bomen - al het leven krijgt ruimte om weer in balans te komen.
De boeren verkrijgen duidelijkheid en zekerheid voor de lange termijn waardoor ze aan een duurzame toekomst kunnen gaan bouwen. Sommige - vooral hen die geen opvolgers hebben en toch al dachten over pensioneren - kunnen hun gronden tegen een mooie prijs verkopen, schulden aflossen en op hun boerderij blijven wonen. Anderen kunnen hun bedrijf gaan extensiveren door ruimhartige subsidies te gebruiken. Daarmee kunnen bijvoorbeeld huidige melkveehouders in de veengebieden hun koeien verplaatsen naar de uiterwaarden. Of kunnen varkenshouders hun veestapel inkrimpen en andere soorten varkens in bossen gaan houden. Weer anderen laten natuur ontstaan op hun gronden en gaan over op natuurbeheer of bosbouw. En een aantal gaat op behoorlijk intensieve manier door, maar dan met stroken- of mozaïekteelt en zonder kunstmest of pesticiden. Er is voor elke boer wat wils. Maar bovenal, de boer kan blijven boeren en nieuwe noodzakelijke uitdagingen tegemoet treden met steun van de overheid en de bevolking.
Voor de miljoenen mensen die in Nederland leven zien wij een grote verbetering van hun levenskwaliteit. Meer ruimte voor wonen en werken in natuurrijk gebied, veel meer planten en dieren. Meer huizen en nieuwe woonconcepten. Meer prachtige natuur om in te recreëren. Schonere lucht, water en bodem, een gezonde omgeving om in te leven. Door meer balans in de natuur te brengen, krijgen we ook als mensen een groter gevoel van balans. De focus verschuift van ‘meer en efficiënter’ naar ‘meer en beter’.
Het plan voor een Nieuw Natuurrijk Nederland beoogt voor het hele land een toekomst te bieden waarin de oplossingen voor urgente problemen zoals klimaatverandering, biodiversiteitsverlies, stikstof, de landbouwtransitie en de woningbouwopgave met elkaar zijn verbonden. De prioriteiten en keuzes op het gebied van natuur, voedsel en wonen zijn voor heel Nederland uitgewerkt. Wanneer we inzoomen op specifieke gebieden, blijkt hoe deze prioriteiten en keuzes uitwerken in de regio. We hebben voor drie gebieden een natuurrijke uitwerking ontwikkeld: de Gelderse Vallei, de Zuiderzeepolders en de zuidelijke stadskrans Nissewaard.
6.1 Gelderse Vallei
Team: Gary Gilson, Suxin Liu, Rob Roggema, Frits van Loon, Nico Tillie
In de visie voor de Gelderse Vallei wordt natuur, voedsel en wonen geïntegreerd. De biodiversiteit wordt hersteld door de veerkracht van het natuurlijke systeem te vergroten. Er wordt meer ruimte gegeven aan de beken om te meanderen en buiten hun oevers te treden. Water op de hogere delen wordt vastgehouden en nieuwe boscomplexen worden toegevoegd, door naaldbos om te zetten in loof- en gemengd bos en met ruimte voor open plekken. De beken verbinden de hogere stuwwalcomplexen met de lagergelegen veengebieden, die de tijd en ruimte krijgen om zich te herstellen. Het gebied wordt grotendeels zelfvoorzienend voor het produceren van voedsel door een mix aan gewassen in stroken- en mozaïekteelten, en een rijkdom aan voedselbossen. Bij de middelgrote plaatsen worden nieuwe duurzame wijken ontwikkeld en op de hogere gronden is ruimte gevonden voor nieuwe vormen van collectieve landgoederen. Op regionale schaal worden de kringlopen van water, voedingsstoffen, stikstof en CO2 gesloten, onder meer door reststoffen uit de stedelijke omgeving en de landbouw te gebruiken als grondstoffen.
6.2 Natuurrijk Polderland
Team: Mees Wijnants, Rachael Tillotson, Rob Roggema, Frits van Loon, Nico Tillie
De inspiratie voor een veerkrachtige natuur in de polders wordt gevonden in een combinatie van het herstellen van laagveengebieden en het herontwikkelen van moerasnatuur. De veenzone maakt het mogelijk om schoon kwelwater dat ondergronds van het oude land aan de oppervlakte komt vast te houden in het ‘tussengebied’ tussen het oude en nieuwe land. Samen met de geologische beddingen die de condities creëren voor natte natuurverbindingen en een aanvullende nieuwe bosstructuur, ontstaat een natuurrijk raamwerk waarbinnen de polderverkaveling efficiënter wordt benut met strokenlandbouw. In dit landschap kunnen nieuwe woonvormen ingepast worden in en aan de rand van het bos, in de natte natuur en te midden van het nieuwe veen.
Team: Robbert Guis (tek architecten), Rob Roggema, Nico Tillie
De stadskrans die de nieuwe stadsrand vormt van Spijkenisse, begrenst het bestaande stedelijke gebied en opent tegelijk nieuwe mogelijkheden voor de natuur. Door de dynamiek van het water weer de ruimte te geven, hervormt dit landschap zich op een manier die sterke gelijkenissen vertoont met de Biesbosch. In combinatie met verschillende vormen van stedelijke voedselproductie, zoals stadskwekerijen, voedselbossen, pluktuinen en volkstuinen, komen compacte woningtypen voor die een symbiotische relatie aangaan met het omringende landschap.
Wij bekijken het beantwoorden van de vraag ‘hoe dan?’ vanuit vier perspectieven: 1) overtuigingen, 2) geld en de business case, 3) rechten en plichten en 4) bestuur.
Overtuigingen
Om een grootschalige transitie in gang te zetten, moeten twee bestaande overtuigingen veranderen: de overtuiging dat het individuele belang boven het collectieve gaat en de overtuiging dat kiezen voor klimaat en biodiversiteit ten koste gaat van onze levenstandaard.
Geld en de business case
Op dit moment zijn natuurgebieden in economische termen vooral kostenposten. Zo wordt het in iedere geval benaderd. Natuur kost geld om aan te leggen en te beheren, en heeft een lage monetaire waarde. Met de geleidelijke stijging van de CO2 prijzen neemt de opbrengst wel iets toe, maar nog lang niet genoeg om zonder subsidies een economische motivatie te hebben om er grootschalig in te investeren. In onze business case wordt de waarde van bouwgrond van woningen als hefboom gebruikt voor het creëren van natuur. Het grote verschil in de marktwaarde van landbouwgrond versus woningbouwgrond kan ingezet worden als de economische motor van de transitie. Landeigenaren krijgen een prachtige premie om hetzij grond te verkopen hetzij een transitie te maken naar een natuur-inclusieve vorm van voedselproductie. Daarmee ontstaat de ruimte voor alle natuur-, voedsel en woningkeuzes die we hiervoor uiteen hebben gezet.
Voor de individuele landeigenaar pakt dit aanbod heel goed uit: een stoppende boer kan op een goede wijze met pensioen en in de eigen woning blijven, een boer die door wil gaan, kan een gezond nieuw businessmodel neerzetten en landeigenaren die hun grond verpachten kunnen deze zelfde keuzes ook maken voor de grond die zij beheren en verpachten. Deze modellen hebben we uitgewerkt in deel 1 van het plan Natuurrijk Nederland.
Aanvullingen op de business case
Wij denken dat een combinatie van publiek en privaat financiering de mooiste denkrichting is. Een aantal mensen heeft ons erop gewezen dat er meer mogelijkheden zijn om de ambitie van een natuurlijker Nederland te financieren. Sommigen pleiten ervoor simpelweg het geld beschikbaar te maken. Anderen wijzen ons op de potentie van financiering door bedrijven en particulieren. Als er een visie ontstaat van woningen in ruil voor natuur die door de overheid wordt onderschreven, is er ruim voldoende privaat geld beschikbaar.
Rechten en plichten, regels en mogelijkheden
Mogelijkheden binnen de huidige kaders
Het creëren van veel meer natuur in Nederland wordt op dit moment niet vergemakkelijkt door het juridische kader. De veelheid aan provinciale en gemeentelijke regels en het gebrek bij bestuurders om daar flexibel mee om te gaan, heeft tot gevolg dat veel innovatieve plannen sneuvelen. Maar hoewel een meer fundamentele juridische verankering van de bescherming van klimaat en biodiversiteit nodig is, kan met een andere centrale visie ook met bestaande juridische middelen al veel bereikt worden. Omzetting van landbouwgronden in natuur is mogelijk en er bestaan ruimhartige subsidieregelingen. Het daaraan toevoegen van mogelijkheden tot huizenbouw is vaak ook al mogelijk, zeker als dat op bestaande bouwvlakken van agrarisch terrein is. Zo kunnen provincies en gemeenten ook nu al samenwerken aan rood (ontwikkeling) voor groen (natuur) bestemmingswijzigingen.
Uitvoering
Natuurrijk Nederland is een grootschalig plan waarin met centrale regie het meest bereikt kan worden. De vraag is: waar te beginnen? Ook hier een paar keuzes:
Uitvoeringskeuze 1. Centrale regie, decentrale uitvoering
Onze visie is een visie voor heel Nederland. Die vergt centrale regie. Onze eerste keuze is de zorg voor ruimte, wonen, milieu, klimaat en biodiversiteit onder te brengen in één ministerie. Dit nieuwe ministerie zal zich moeten richten op het integraal oplossen van de meest urgente crises: natuur, klimaat, voedsel en wonen. Het ministerie gaat regie voeren en voortgang stimuleren, maar de uitvoering ligt voor een goed deel decentraal.
Uitvoeringskeuze 2: maak een landelijke kaart en principes
De minister organiseert het proces van het ontwerpen van de nieuwe kaart voor Nederland. Die landelijke kaart kan vervolgens op regionaal niveau (tussen provincies en gemeenten) verder uitgewerkt en ingevuld worden. Tevens legt de minister de principes vast van de transformatie: hoe de inzet van woningen voor natuur kan geschieden, hoe tussen de regio’s coördinatie en uitruil kan plaatsvinden (het moet mogelijk zijn om huizen te bouwen in Limburg op basis van grote hoeveelheden grond die zijn aangeboden in Groningen), hoe de geldstromen kunnen lopen en hoe de bestemmingswijzingen met snelheid kunnen worden uitgevoerd. Met die kaart en de principes kunnen provinciale en gemeentelijke instanties aan de slag. Binnen een jaar na aantreden van het nieuwe kabinet zouden dan de nationale kaders helder kunnen zijn en gebruikt worden in de praktijk.
Uitvoeringskeuze 3: creëer een uitvoeringsinstantie
Om integraal uit te kunnen voeren is een uitvoeringsinstantie nodig: deze combineert de financiële processen (geld beheren en uitgeven) en de inrichtingsprocessen. Dit kan een landelijke uitvoeringsinstantie zijn, zoals een centrale grondbank, met regionale afdelingen. Dit hoeft geen groot apparaat te worden, omdat er al zoveel geschikte instanties bestaan. Staatsbosbeheer kan bijvoorbeeld een hele belangrijke uitvoeringsinstantie zijn in het aanleggen en beheren van nieuwe natuur. Maar ook private partijen kunnen een grote rol spelen. Het gaat erom dat er coördinatie is en snelle voortgang.
Uitvoeringskeuze 4: stimuleer initiatieven binnen de principes
Private partijen staan nu al te trappelen om actief te worden in de nieuwe verbouwing van Nederland: duurzame huizenbouwers, natuur-inclusieve boeren, investeerders, natuurbeschermende organisaties, etc. Dat enthousiasme en ondernemerschap moet gestimuleerd worden, zolang het gebeurt binnen een centrale visie en volgens de vastgelegde principes. De grootste kansen liggen in publiek/private samenwerking op regionaal niveau.
Uitvoeringskeuze 5: start direct met de staatsgronden
Naaste de bestuurlijke keuzes die we hiervoor beschreven, kan de rijksoverheid een belangrijk besluit nemen: de gronden die in eigendom zijn van het Rijk inzetten voor de noodzakelijke verandering. Het gaat namelijk om 1/3 van het Nederlandse grondgebied! Als de overheid als eerste hiermee de grootschalige transitie in gang zet, zou dat een grote stimulans betekenen voor al die ondernemende en creatieve mensen, zowel in de private sector als bij de (lokale) overheden, die gezamenlijk het nieuwe Nederland kunnen en willen gaan creëren. Dan ontstaat een Natuurrijk Nederland in optima forma.
Wie doet er mee?
Alles overziend, is de urgentie hoog en zijn de barrières laag om ‘gewoon’ te beginnen. Overheden, investeerders, natuurbeheerders, bouwers: heel veel van wat we hebben geschreven kan al in werking worden gezet. In alle gesprekken die wij gevoerd hebben, vallen vooral de overeenkomsten op. De urgentie wordt breed gevoeld en grote groepen en individuen zetten zich vol passie in om de grote uitdagingen van onze tijd op te lossen. De insteek en de focus verschillen uiteraard. Om progressie te boeken en uitdagingen te overwinnen, moet je in je plan geloven. Dat leidt er ook toe dat mensen die weliswaar op hoofdlijnen hetzelfde nastreven, juist de verschillen voortdurend uitvergroten. Daardoor lijkt het erop dat mensen die meer natuur wensen regelmatig tegenover elkaar komen te staan en er daarmee per saldo energie verloren gaat.
Wij pleiten ervoor om in plaats daarvan de overeenkomsten uit te vergroten.
Een vraag die prangender op de politieke agenda moet komen: hoe zullen toekomstige generaties over ons oordelen? Hebben wij, in de wetenschap van de enorme klimaat- en biodiversiteitscrises, voldoende gedaan om de kwaliteit van leven voor de toekomst veilig te stellen? Of dreigt het verwijt dat we niet in actie kwamen, dat we het opgebruiken van onze leefomgeving hebben laten gebeuren, in een tijd dat de financiële middelen ruim aanwezig zijn en de rente negatief?
Toen we begonnen met Natuurrijk Nederland, was dat met een gevoel van urgentie: we moeten grootschalig in actie komen en dat moet toch kunnen. Nog geen jaar later is die urgentie alleen maar gegroeid, zo ook de overtuiging dat het kán. Dus laten we aan de slag gaan met iedereen die ook staat te popelen om Nederland grootschalig te verbeteren.
Foto credits: Jurjen Veerman Photography