6.2 Natuurrijk Polderland
Team: Mees Wijnants, Rachael Tillotson, Rob Roggema, Frits van Loon, Nico Tillie
Introductie
De inspiratie voor een veerkrachtige natuur in de polders wordt gevonden in een combinatie van het herstellen van laagveengebieden en het herontwikkelen van moerasnatuur. De veenzone maakt het mogelijk om schoon kwelwater dat ondergronds van het oude land aan de oppervlakte komt vast te houden in het ‘tussengebied’ tussen het oude en nieuwe land. Samen met de geologische beddingen die de condities creëren voor natte natuurverbindingen en een aanvullende nieuwe bosstructuur, ontstaat een natuurrijk raamwerk waarbinnen de polderverkaveling efficiënter wordt benut met strokenlandbouw. In dit landschap kunnen nieuwe woonvormen ingepast worden in en aan de rand van het bos, in de natte natuur en te midden van het nieuwe veen.
De Zuiderzeepolders zijn een bijzonder stuk van Nederland. Drooggemalen in de jaren 60-70 van de vorige eeuw, vormen ze de laatste grootschalige toevoeging aan het areaal van Nederland. In de polders werden verschillende planologische principes toegepast die representatief waren voor hun tijd, zoals de manier waarop in de Noordoostpolder de dorpen op regelmatige afstanden liggen en het stedenbouwkundige voorbeeld van het dorp Nagele. Maar ook de manier waarop de boerderijen gevieren gepositioneerd zijn in het verder strak en open ontworpen landschap. Niet alles bleek beheersbaar. De Oostvaardersplassen zijn een uitzonderlijk voorbeeld van hoe de natuur zich niet liet sturen. De mens kon niet altijd helemaal bepalen hoe het landschap zich vormde. In de regionale uitwerking voor Natuurrijk Polderland is een aantal van deze onverwoestbare in de onderliggende bodemlagen verstopte krachten naar boven gehaald en benut voor het verrijken van het land. Het gaat om natuurlijke afwatering en veengroei.
In 9000 v.Chr. stond de zeespiegel veel lager dan nu en bestond de Zuiderzee als zodanig niet. Op de plek van het IJsselmeer en de huidige polders lag een zandvlakte waardoorheen een stelsel van afvoerende beken en rivieren liep. Waar deze beken op het ‘oude land’ vaak nog goed zichtbaar zijn en zelfs nog vaak op dezelfde plek liggen, zijn de watervoerende systemen hier langzaam onder water verdwenen toen de zeespiegel weer steeg. In de ondergrond zijn ze echter soms nog terug te vinden.
Als eerste stap in het natuurrijker maken van de polders zijn deze verdwenen beken geprojecteerd op het huidige landschap en vormen ze de leidraad voor nieuwe natuurverbindingen. De vertakkingen lopen dwars door de polders en bieden een nieuwe structuur voor het gebied.
Rond 800 n.Chr. begon de mens het landschap steeds verder onder controle te brengen door dijken aan te leggen en voorzichtig stukken land te ontginnen voor de landbouw. Dankzij de gestegen zeespiegel was de Zuiderzee in grote lijnen gevormd en raakten grote delen van Nederland begroeid met veen. Hoogveen op de hogere gronden en laagveen waar het grondwater dichter bij het maaiveld stond. Langs de randen van wat nu de polders zijn, stagneerde het water en vulden de gebieden zich met schoon afstromend water, b.v. vanuit de Veluwe. In deze moerasachtige zones groeiden grote hoeveelheden veen.
Na eeuwen van bedijken en pompen komt de kustlijn van Nederland zo rond 1860 op zijn plek te liggen. Alleen met inpolderingen en (afsluit)dijken, verandert het land nog. De oevers van het IJsselmeer liggen daarmee op hun plek, bijna in afwachting wat komen gaat: afsluiting en inpoldering van grote delen van de Zuiderzee.
Natuur
Als tweede stap in het plan voor het natuurrijker maken van de polders, is de eens geplande maar later vervallen EHS in ere hersteld. In de polders zijn dit relatief kleine gebieden, met uitzondering van de verbinding tussen Zeewolde en de Oostvaardersplassen.
Met de geologische afwateringspatronen in het achterhoofd zijn vervolgens nieuwe moerasachtige verbindingen ontworpen. Ze verbinden de bestaande natuurgebieden van de Oostvaardersplassen, de Marker Wadden en de IJsselzone. Zo ontstaat een goed verbonden netwerk van natte natuur, waar een rijkdom aan vogels en vissen wel bij varen.
Voor vogels ontstaat zo een aantrekkelijk gebied om te overwinteren, als rui- en rustgebied. Zo ook voor vogels op de trek, als tussenstop van hun broedgebieden in Scandinavië, Noordwest-Rusland en Siberië naar de overwinteringsgebieden in West-Afrika. Soorten als de visdief en aalscholver kunnen zich vestigen als broedvogel, terwijl andere soorten er voedsel zoeken of uit kunnen rusten (brandgans, brilduiker, dwergmeeuw, fuut, grauwe gans, grote zaagbek, krakeend, krooneend, kuifeend, lepelaar, meerkoet, nonnetje, slobeend, smient, tafeleend, topper en zwarte stern). Soorten als de kleine zwaan, kokmeeuw en zwartkopmeeuw, dodaars en bergeend kunnen er ruien, rusten en overwinteren. Voor vogels is de hoeveelheid insecten van belang en draagt ook het gevarieerde onderwaterleven bij aan de hoeveelheid voedsel. Dergelijke moerasachtige zones zijn geschikt voor vele vissoorten, zoals spiering, blankvoorn, ruisvoorn, baars, brasem, karper, zeelt, snoek, pos, driedoornige stekelbaars en snoekbaars of meer zeldzame soorten zoals houting, kwabaal, zeeforel, roofblei en meerval. Een verbonden en uitgestrekt gebied is geschikt als paaigebied in de randen en slenken en draagt bij aan de kraamkamer die bijvoorbeeld de Marker Wadden nu al is geworden.
De overgangen tussen de hoger gelegen zandige gebieden en de polders zijn van oudsher gebieden waar kwelwater naar boven komt en kan stagneren. Door het stilstaande, schone water zijn deze gebieden heel geschikt voor veenvorming. In deze uitwerking worden daarom tussen oud en nieuw land brede zones veen hersteld. Zo kunnen de Zuid-Friese veenweidegebieden, de Weerribben en de zuidelijker gelegen veengebieden van bijvoorbeeld de Gelderse Vallei weer met elkaar in verbinding gebracht worden.
Vele planten en dieren zullen in nieuw laagveen hun plekje kunnen vinden. Laagveen is een belangrijk leefgebied voor veel beschermde soorten, zoals bijvoorbeeld kranswieren, fonteinkruiden en krabbenscheer, waar de zwarte sterns hun nesten op maken. Ook andere vogelsoorten gebruiken deze omgeving als hun leefgebied: grote karekiet, rietzanger, snor, bruine kiekendief en purperreiger. Na verloop van tijd vormen bepaalde soorten planten een tapijt op het water en ontstaat trilveen. Op dit drijvende land groeien bijvoorbeeld orchideeën. Het volgende stadium van de ontwikkeling is dat hier veenmosrietland ontstaat, met veenmossen en bijvoorbeeld de echte koekoeksbloem en grote ratelaar. Deze schrale, natte graslanden zijn van groot belang voor de grote vuurvlinder, die zeer zeldzaam is. Verder zullen in nattere terreinen de noordse woelmuis en de ringslang te vinden zijn en jagen vele soorten libellen in nieuw aangelegde petgaten op insecten.
In de polders worden de bestaande boseenheden aangevuld en met elkaar verbonden. In de diep gelegen polders wordt in de nieuwe bosgebieden het waterpeil verhoogd waardoor natte boseenheden zich kunnen ontwikkelen met elzen, wilgen en berken.
Voedsel
Het bestaande voedselgebruik in de polders is vooral gericht op grootschalige, monofunctionele akkerbouw, met vooral poot- en consumptieaardappelen en groenten zoals spinazie, bloemkool, winterpeen en rode biet. Door om te schakelen naar strokenteelt, blijft de productiviteit gelijk, terwijl de biodiversiteit tegelijkertijd toeneemt. De strookbreedte van een gewas wordt aangepast aan de werkbreedte van machines, vaak eenheden van 1,5 meter. Goed functionerende strookbreedtes zijn bijvoorbeeld 3 of 6 meter. Zo wordt in dit teeltsysteem de voordelen van een relatief lage arbeidsinzet gecombineerd met op perceel niveau veel hogere gewasdiversiteit.
Met de nieuwe natuurrijke structuren en de invulling van de landbouwgebieden met strokenteelt is de basis gelegd voor een toekomstbestendige ontwikkeling, waarbinnen, op bescheiden schaal, woningbouw mogelijk is. Drie woonconcepten worden gerelateerd aan de landschappelijke omgeving:
Dit voorbeeld schets de mogelijkheden van wonen in of direct bij de natuur. De kavels worden allereerst omgeven met een groene buffer, waarbinnen een schone (vrij van kunstmest, pesticiden en andere verontreinigingen) omgeving kan worden gecreëerd. Hierdoor ontstaat een duidelijk ander gebied dan de omgeving. Binnen dit gebied wordt een waterstructuur ontworpen die ervoor zorgt dat het waterpeil hoger kan worden opgezet dan de rest van de polder. Hierdoor worden nieuwe habitats ontwikkeld en ontstaan ook nieuwe recreatiemogelijkheden. Na verloop van tijd groeien deze landschappelijke elementen uit tot volwassen bos en natuurgebieden waarbinnen de boeren kunnen omschakelen naar natuurinclusieve vormen van landbouw. Dan kunnen experimenten met nieuwe voedselsystemen gepaard gaan met wonen op het platteland, bij of in de natuur. Zo kunnen er op de boerderij bouwmaterialen groeien die direct gebruikt kunnen worden voor de bouw van woningen. Door op slechts 4 ha hennep te verbouwen, kunnen 20 woningen van isolatie worden voorzien. Daarnaast kan lijnzaadolie geproduceerd worden om het hout mee te bewerken. Tussen individuele kavels in, worden in losse strips inheemse grassen, bossages en bomen aangeplant. Door materialen te produceren verkrijgt de boer extra inkomsten zodat het bouwen van woningen slechts een kleine investering vergt. Dit verleidt andere boeren dan weer om eenzelfde ontwikkeling te ondernemen. Uiteindelijk ontstaat zo een divers landschap waar natuurinclusieve landbouw gecombineerd wordt met een gevarieerd aanbod aan woonomgevingen in een aantrekkelijke natuurrijke omgeving.
Het ontwerp houdt rekening met de vaak grillige wind in de polder. Door de situering van verschillende oriëntaties en de compartimentering van de kavels rond de centrale ecologische as, beschermen inheemse bomen en struiken de woningen tegen externe invloeden. Tegelijkertijd is ervoor gezorgd dat het zicht op het ruime omliggende landschap gehandhaafd blijft. Het ontwerp wijkt af van woningen in een gewone woonwijk, aangezien het land nog steeds een stuk waardevolle landbouwgrond blijft. Herstel van de biodiversiteit heeft hier prioriteit. Dit vergt van de nieuwe bewoners dat ze niet alleen financieel investeren, maar ook mentaal, omdat het hier gaat om het verbinden van woongenot, natuurvriendelijke landbouw en het herstel van de natuur.
Het ontwerp van de woning gaat uit van een slank en rank gebouw, dat als een paviljoen in het groen ligt en zich verheft boven het land, waardoor het lijkt of het gebouw zweeft. Het gebouw staat in een vlak, open landschap, wat beschutting door toevoeging van groen en natuur essentieel maakt. Het dak is ontworpen als die van een schuur, met een overkoepelende structuur, waaronder verschillende functies en vormen van het huis passen. De grote dakvorm maakt ook aanpassingen aan nieuwe eisen en behoeften eenvoudiger mogelijk. Daarnaast biedt het goede opties om zonnepanelen te integreren in de vorm van het gebouw en kan het huis autonoom functioneren door zelf te voorzien in energie, water en voedsel.
Sluit dit tabblad in uw browser om terug te keren naar de samenvatting.
(Windows: Crtl+W of Mac: Cmnd+W)